Cassio, naast de hier zichtbare verkeersweg, is er nog een parallel lopende straat

 

Ik zit op het ruime terras van een cafe waar je, heb ik net ontdekt, ook wat kan eten. Het plaatsje Cassio, niet meer dan twee straten, heeft als enige overnachtingsplek een Ostello, een goedkope plek met slaapzalen voor pelgrims op weg naar Rome. Ook ik, op weg vàn Rome, ben met mijn pelgrimspaspoort welkom. Vannacht ben ik toevallig de enige bezoeker. Eten moet buiten de deur. Op internet zie ik dat het enige restaurant, een pizzeria, al om zes uur open is. Veel restaurants beginnen pas om half acht. Om half zeven meld ik me, en hoewel de deur open staat, kan ik pas om zeven uur terecht, zegt de baas. Ik loop verder en stuit op dit terras waar ik uitgebreid een groot glas bier drink. Er zitten wat bewoners van het stadje te kletsen, die langzaam plaats maken voor gasten van buiten die op deze zaterdagavond hier komen eten. Ik laat me voorlichten wat er op het menu staat, in de spraakverwarring die je met de meeste Italianen hebt die geen of weinig Engels spreken waar ik met mijn bescheiden Italiaans weinig aan kan toevoegen. Ik denk een pasta met bruine bonen te bestellen, maar dan krijgt deze vegetarier wel die bonen maar die gaan vergezeld van twee grote plakken worst. Het smaakt lekker, moet ik zeggen.

Ik ben op 800 m hoogte, ongeveer halverwege het oversteken van de Appenijnen waar ik wel een week mee zoet ben.

 

 

 

De twee foto's van bijna hetzelfde punt genomen geven de twee gezichten van Cassio. Het traditionele met alle luiken dicht tegen de zon, en het moderne met het terras waar ik zat, dat openheid uitstraalt. In het midden de dikke auto's van de bezoekers van buiten.

 

Gijs Kalsbeek