Iets teveel sambal.

Dat paniek soms vreemde vormen kan aanneemt blijkt uit onderstaande jeugdherinnering die onlangs kwam bovendrijven. Het speelde in de zestiger jaren in het dorp.

Als ik er aan terugdenk was het ook een vreemde opmerking. De Indonesische keuken heeft niets met sambal. Toch krijg ik het schaamrood op mijnkaken wanneer ik er aan terugdenk Terwijl hwel et toch ook dapper was, de eerste keer met een meisje naar de kermis. Ze woonde bij mij in de straat, tegenover onze boerderij, in een arbeiderswoninkje. Een groot Indisch gezin De families hadden geen contact, een onoverbrugbaar verschil van cultuur. Maar met Pina wilde ik wel contact, ze was de middelste, en met haar wilde ik naar de kermis. Ze was e het mooiste meisje van de straat en vast en zeker al veertien jaar oud. Op school zei men dat Indische meisjes voorlijk waren, ik wist niet wat dat was, maar het leek me wel gunstig. Ik meende wel een kans te maken. Het wachten was op de kermis, de derde week van juni. We hadden al afgesproken dat wanneer we de kans kregen we het reuzenrad in zouden gaan. Dat wilde ze wel. Dat ik eigenlijk de rupsbaan in wilde had ik haar niet verteld.

De kans kwam, en het begon veelbelovend. Ik had haar al de hele middag gevolgd, met haar ouders, broers en zussen liep ze over het terrein. Een clan leek het, het viel me op dat ze met niemand spraken. Dit in tegenstelling tot mijn vader die voortdurend het hoogste woord had. In aanloop naar de dag was ik steeds meer over haar gaan fantaseren met als hoogtepunt dat ritje in de rupsbaan. Wat daarin zou gebeuren wist ik niet, maar ik kreeg er lang van te voren hartkloppingen van.

Eerst moest ik me losweken van mijn vader en moeder broers en zussen. In de weken voorafgaande aan grote dag had ik , beetje bij beetje wat geld uit pa’s portemonnee gehaald en uit zijn broekzakken gevist. Bij de snoepkraam bleef ik treuzelen, kocht een wijnstok en ging ik op zoek naar Pina.

Wanneer ze bij het reuzenrad staat ziet ze mij. Ze heeft een wit een jurkje en ze lacht. Ik wijs naar de rupsbaan. Ze knikt, en sluipt langzaam weg van de clan. Het is voor mij de eerste keer dat ik met een meisje hierin ga. Met piepende stem koop ik de kaartjes, meteen maar vier. Ik heb hier lang over nagedacht. We krijgen een bakje voor ons twee. Ik word bijna misselijk van opwinding wanneer de rups gaat bewegen. Samen proberen we de pluim te pakken die bij elk rondje over ons heen strijkt. De kap sluit zich langzaam, nu gaat het gebeuren waar ik al zolang naar uitkijk, wat me slapeloze nachten heeft bezorgd, waarover ik tegen mijn buurjongens heb opgeschept. Ik ga haar zoenen. Zij wil ook, wanneer onze lippen elkaar raken en onze adem zich vermengt proef ik een onbekende smaak. Het is alsof de Indische keuken en de Hollandse niet samen gaan. Ik vind het niet lekker en sluit mijn mond. Pina vraagt wat er is.

“Teveel sambal “ zeg ik

Wanneer de rupsbaan stopt stappen we uit. Het tweede ritje hebben we niet meer gemaakt