Allerzielen

 

2 november was het Allerzielen, en op 1 november, de dag van de heiligen en de martelaren komen er herinneringen van mensen waarvan ik in mijn leven afscheid heb genomen. Van een van de mensen heb ik een foto op mijn kast staan. Ome Antoon, ook wel broeder Perpetuuus genoemd. Capucijner monnik, portier en tuinman van een stadsklooster in Den Bosch. Op een beslissend moment in mijn leven droomde ik over hem en gaf hij mij een duidelijke raad. Het was het begin van een spirituele zoektocht die tot de dag van vandaag doorgaat. Ik zocht hem op toen het leven mij teveel werd en ik wanhopig aanbelde aan de deur van het klooster.

Hallo Albert, kom binnen”

Ik: “Hallo Ome Antoon, ik……………….”

Wacht maar even, we lopen eerst even de tuin in”

Ja maar, ik kom hier alleen maar even om…………”

Nee, wacht maar even, dadelijk drinken we een biertje. ”

We lopen de tuin in, hij vertelt over de bloemen, laat me zien hoe de goudvissen letterlijk uit zijn hand eten, hoe hij de valse hond van de buren temt en wijst me erop hoe de zon in scherven valt op de ramen van het klooster. Het is stil in de tuin en we lopen over kleine begraafplaats waar de monniken in gelid naast elkaar liggen met alleen hun naam op het metalen kruis. We kijken.

Tijd voor een biertje, vind je niet? “

We lopen naar de portierskamer.

Je wilde iets vertellen toch? Wat is er aan de hand? “

Hij schenkt een biertje in en kijkt me met pretogen ogen achter de grote brillenglazen aan. Met zijn grote werkhanden strijkt hij langs zijn grijze baard. En terwijl ik tegenover hem zit, aan de ruwhouten tafel in de schemerige kamer lossen mijn vragen zich op. Het is alsof alle problemen en paniek in de tuin zijn achter gebleven, alsof ze er nooit zijn geweest. Spoorloos. Hij schenkt nog eens in, we praten over onze familie en hun eigenaardigheden, lachen wat en nemen afscheid.

Ongeveer een jaar later krijg ik bericht dat hij is overleden. Met het plukken van de appels is hij van de ladder gevallen. Hij was ruim tachtig jaar oud. Uiteraard ga ik naar zijn begrafenis.

Het regent, het waait en de hoge populieren in de binnentuin zwaaien wild heen en weer. Tussen de andere gasten loop ik in de overdekte carré - vormige gang om de binnentuin en de begraafplaats. De broeders staan buiten rondom het graf en laten de kist hangend in het dikke touw langzaam zakken. Het is een ingespeeld team, ze hebben dat vaker gedaan. Dan, terwijl ik stilsta en de kist uit het zicht verdwijnt, stijgt ome Antoon op. Horizontaal in zijn bruine pij, die wappert in de wind verdwijnt hij recht om hoog, uit mijn zicht. Exit Ome Antoon, ik denk aan je.

Albert